The Mad Butcher of Kingsbury Run
The Mad Butcher of Kingsbury Run: Midden in een depressie valt een onbekende moordenaar voornamelijk zwervers in Cleveland aan. Tussen 1934 en 1938 werden 16 slachtoffers ontdekt, de meesten gruwelijk verminkt. Dezelfde moordenaar wordt verdacht van andere ongestrafte misdaden in het nieuwe kasteel, Pennsylvania. Ondanks een grote klopjacht, geleid door grootmacht, wordt geen enkele verdachte gearresteerd, met uitzondering van een zekere openhartige dolezal, die waarschijnlijk sterft door een te gespierd verhoor in de gevangenis.
De Cleveland
Torso Murderer (in de plaatselijke pers destijds ook bekend als The
Torso Killer of The Mad Butcher of Kingsbury Run) was een
niet-geïdentificeerde Amerikaanse seriemoordenaar die tussen 1934 en
1938 actief was in het Kingsbury Run-gebied van Cleveland, Ohio, in
de Verenigde Staten. "Torso" doodde door onthoofding en
sneed daarna de handen en voeten van zijn slachtoffers af, waardoor
het moeilijk werd ze te identificeren. Dertien slachtoffers, mannen
en vrouwen, worden officieel aan hem toegeschreven, en slechts twee
van hen worden geïdentificeerd, dankzij hun vingerafdrukken: een
jonge man genaamd Edward Andrassy, en een vrouw, Flo Polillo.
Onderzoek:
De zaak werd toegewezen aan Eliot Ness, toenmalig directeur Veiligheid van Cleveland. Het onderzoek was delicaat, omdat de smerige wijk Kingsbury Run vol zat met prostituees en daklozen zonder bekende familie of connecties, en nam een ongelukkige wending toen Eliot Ness's teams een groot deel van de wijk afbrandden tijdens een inval in augustus 1938. Dit incident maakte een einde aan de reeks moorden, maar bracht de methoden van de politie, en die van Ness in het bijzonder, in diskrediet. Na deze aflevering beweert Ness dat de zaak is opgelost en noemt hij de naam van Gaylord Sundheim, die wordt beschreven als een homoseksuele student medicijnen uit een welgestelde familie uit Cleveland.
Ondervraagd door Ness in de herfst van 1938, ontsnapte Sundheim aan gerechtigheid door zichzelf vrijwillig in een psychiatrische inrichting te laten opnemen, waar hij in 1940 of 1941 stierf, en zo aan veroordeling ontsnapte. Een verdachte, Frank Dolezal, werd in 1939 gearresteerd, beschuldigd van de moorden op Andrassy en Polillo, die hij naar verluidt had bekend. Hij werd opgehangen aangetroffen in zijn cel zonder dat kon worden vastgesteld of het zelfmoord was of een gefingeerde zelfmoord. Dit punt wordt gemaakt door Stéphane Bourgoin in zijn boek Qui a tué le Dahlia noir? Voor veel waarnemers lijkt de zelfmoord vreemd omdat Dolezal zichzelf ophing aan een haak van één meter vijfenzestig hoog terwijl hij zelf één meter tweeënzeventig is. 4 Bovendien had Dolezal meerdere ribbreuken.