Marie- Thérèse Joniaux
Marie-Thérèse Joniaux:
Marie Thérèse Joniaux, geboren als Maria Thérèse Josèphe Ablaÿ in Mechelen op 15 oktober 1844, was een socialite en gifmengster die in 1894-1895 het nieuws haalde in de Joniaux Affaire na de drievoudige vergiftiging van haar zus, Léonie Ablaÿ, haar aangetrouwde oom, Jacques Van de Kerkhove, en haar broer, Alfred Ablaÿ. Zij werd ter dood veroordeeld op 3 februari 18952. Haar vonnis werd omgezet in levenslange gevangenisstraf en zij overleed in Antwerpen in 1923.
Biografische elementen :
Marie Thérèse Ablaÿ werd op 15 oktober 1844 in Mechelen geboren. Zij stamt uit een familie die afkomstig is uit Mons, waar vanaf het begin van de 19e eeuw veel hooggeplaatste soldaten hebben gewoond. Haar vader, Jules-Gustave Ablaÿ, heeft niet gefaald in de familietraditie en zal luitenant-generaal worden. Zijn ooms, Omer en Narcisse, waren ook generaals in het ontluikende Belgische leger, en adjudant van de Koning. Zijn moeder, Thérèse de Ryckman de Betz, schonk hem zes kinderen. Men zegt dat zij het lievelingskind van haar vader is, de oudste dochter, met een levendige en speelse intelligentie.Bruiloften :
Op 24-jarige leeftijd besloot zij uiteindelijk tot een verstandshuwelijk en trouwde op 10 juli 1869 met Frédéric Faber, een bekende bibliofiel op de Belgische markt, die zich verloor in zijn onderzoek en zijn opuscules in eigen beheer uitgaf. Op 3 februari 1871 werd uit deze verbintenis een kind geboren, Jeanne Faber. Het paar zat niet op dezelfde golflengte: hij, een intellectueel, was druk met zijn onderzoek, terwijl zij, een socialite, veel energie besteedde aan het handhaven van de status die bij haar rang hoorde. Frédéric Faber stierf op 4 december 1884 onder omstandigheden die later als verdacht zouden worden beschouwd. Na juist de voorgeschreven weduwschapperiode te hebben gerespecteerd, trouwde zij met Henri Joniaux, zelf weduwnaar van Ida Dumon met wie hij drie kinderen had, Marguerite, Marthe en Charles. Hij was hoofdingenieur en directeur van de eerste klas in de Ponts-et-Chaussées.
De schuldenspiraal :
Het echtpaar betrok weldra een luxueus hotel in de Nerviërsstraat 33 in Antwerpen. Haar eerste huwelijk liet haar achter met talrijke hypothecaire en ongedekte schulden. De verkoop van onroerend goed levert alleen het eerste op, Marie-Thérèse Ablaÿ is medeverantwoordelijk voor het laatste. Hun dochter, Jeanne Faber, minderjarig, erfde niettemin een comfortabel bedrag van haar vader, waarvan zij door haar moeder werd beroofd.
Op 5 februari 1895 schreef zij via haar advocaat aan de krant l'Étoile belge.
Marie-Thérèse Ablaÿ kwam uit een gegoede, vooraanstaande familie en was niet van plan om een bescheiden leven te 120 / 142leiden. Ze leidt een luxueus leven en aarzelt niet om geld te vinden, eerst legaal en dan illegaal. Als gokker speelt zij vals in Brussel en Spa, maar zij ontkent ten stelligste dat zij op onfatsoenlijke wijze heeft gespeeld. Zij maakte gebruik van het pandjeshuis, soms voor bespottelijke bedragen (75 Belgische frank in september 1887). Op die manier raakte ze verstrikt in een spiraal van schulden. Op 11 mei 1888 kreeg zij van haar schoonmoeder een lening van 30.000 Belgische frank naar aanleiding van een van haar brieven, waarvan zij er duizenden schreef, waarin zij haar smeekte en erop wees dat "wij een catastrofe zullen meemaken als u niets kunt doen", waarmee zij impliceerde dat haar zoon uit teleurstelling een einde aan zijn leven zou kunnen maken. Het vermogen van zijn dochter, Jeanne Faber, stond borg en de akte werd op 29 mei 1888 ondertekend. Op 1 juni 1888 ging zij naar het pandjeshuis om zilverwerk ter waarde van 140 Belgische frank te deponeren. Op 31 augustus 1888 vervielen een horloge en een speld die haar man een jaar eerder in bewaring had gegeven; zij kon ze niet terugkopen en was gedwongen haar verbintenis te vernieuwen. De 30.000 Belgische francs waren gebruikt om de ergste schuldeisers af te betalen. Overtuigend, slaagt ze erin om geld te krijgen van haar vrienden en kennissen. Alle strategieën zijn goed. Er was er een die haar destijds bijzonder dierbaar was: zij moest een schuld van een familielid aflossen om de familie-eer te sparen. Begin 1890 begon zij aan een andere lucratieve activiteit: zij werd chanteur en stuurde anonieme brieven waarin zij dreigde een puinhoop te maken van degenen die niet aan haar financiële eisen voldeden. Zij probeerde de schoonfamilie van haar broer te chanteren met betrekking tot diens zoon Lionel, die op 26 oktober 1890 dood werd aangetroffen aan de oever van een vijver in Lubbeek.
Het punt waar geen weg terug is :
In januari 1892 werd haar dochter, Jeanne Faber, in de echt verbonden met Oswald Mertens. Marie-Thérèse Joniaux kon zich geen huwelijk zonder luxe, zonder bruidsschat voorstellen. Haar financiële situatie was nijpend en ze zag geen uitweg. Dus verzekert ze haar zus, Léonie, voor 70.000 Belgische frank bij twee verzekeringsmaatschappijen. Ze doet alsof het een financiële operatie is, maar geeft geen details. Léonie, aangetrokken door de pracht en praal van de voorbereidingen van Jeanne's huwelijk, komt bij haar zus in de rue des Nerviens in Antwerpen wonen. Haar gezondheid gaat achteruit, men denkt dat typhus de oorzaak is, een tweede dokter ziet haar, hij is geruststellend. De eerste dokter werd om 2 uur 's nachts teruggeroepen en kon haar alleen maar dood verklaren, het was 24 februari 1892. De verzekeraars gaven hieraan gevolg en de verzekering werd in maart en april 1892 uitbetaald. Marie-Thérèse Joniaux ging vervolgens op vakantie naar Monaco en Italië. Zij vereffende een paar schulden, maar in oktober/november zat zij weer in de financiële problemen.
Het was toen dat een tweede sterfgeval zich voordeed in het Joniaux huishouden. Het was de oom, Jacques Van de Kerkhove, die toen 64 jaar oud was en was gekomen om deel te nemen aan een familiediner. Na de maaltijd voelde hij zich ziek, ging naar bed en stierf de volgende dag om ongeveer 11 uur 's morgens. De dokters dachten dat het een beroerte was. Als haar man inderdaad in het testament van zijn oom is opgenomen, erft hij een aandelenportefeuille, maar wat Marie-Thérèse nodig heeft is vers geld, direct toegankelijk. Zij bood haar schoonzoon de mogelijkheid een lening van 25.000 Belgische franken aan te gaan in ruil voor zijn bereidheid zijn gebouwen als onderpand te geven. Voor de prijs van zijn moeite ontvangt hij een courtage van 5.000 Belgische franken. De dorstlesser was van korte duur en in juni 1893 zat ze weer in het slop.
In juni 1893 ging zij over tot een nieuw soort transactie. Het toont de noodzaak om geld te vinden. Zij koopt voor 900 Belgische frank zilverwerk op afbetaling bij een juwelier en gaat het daarna onmiddellijk in pand geven bij het pandjeshuis. Zij herhaalde de manoeuvre bij twee andere juweliers in januari en februari 1894. Het onderzoek zal inzicht geven in de onderliggende problemen.
Op 4 februari 1894 werd haar broer, een voormalig cavaleriekapitein, gedwongen ontslag te nemen wegens zijn financiële tegenslagen, weduwnaar geworden in 1871 en wonend in Parijs waar hij een verhouding had met een maîtresse, Marie Roguet, door haar zuster naar Antwerpen gelokt. Hij had net zijn baan in Parijs verloren en overwoog zijn zoon, Georges, om alimentatie te vragen. In Parijs had Alfred zich op een nieuwe loopbaan toegelegd en tot voor kort werkte hij als assistent van een boekhouder. Hij ontving ook een klein aanvullend pensioen van zijn schoonmoeder, mevrouw Meskens. Toen hij zijn baan verloor, gaf hij toe aan de oproepen van zijn zus die zei dat ze hem wilde helpen. Zij bood aan hem een lijfrente te betalen in ruil voor een levensverzekering van 100.000 Belgische frank die hij zou afsluiten en waarvan zij de begunstigde zou zijn. Hij nam contact op met een bedrijf in Parijs, maar de voorwaarden bevredigden Marie-Thérèse Joniaux, zijn zuster, niet omdat de maandelijkse betalingen te hoog waren. Toen hij in België aankwam, nam zij het heft in eigen handen en nam contact op met de Londense firma Gresham, die haar hoofdkantoor in Antwerpen had. Op 17 februari 1894 werd de polis afgesloten en de eerste driemaandelijkse premie betaald door Marie-Thérèse Joniaux. Zij legde de verzekeraars uit dat het was om de grote voorschotten te dekken die zij aan haar broer had betaald en dat zij ook haar kinderen ten goede wilde laten komen. Alfred Ablay overleed bij haar thuis in de nacht van 5 op 6 maart 1894.121 / 1421892. De verzekeraars gaven hieraan gevolg en de verzekering werd in maart en april 1892 uitbetaald. Marie-Thérèse Joniaux ging vervolgens op vakantie naar Monaco en Italië. Zij vereffende een paar schulden, maar in oktober/november zat zij weer in de financiële problemen.
Het was toen dat een tweede sterfgeval zich voordeed in het Joniaux huishouden. Het was de oom, Jacques Van de Kerkhove, die toen 64 jaar oud was en was gekomen om deel te nemen aan een familiediner. Na de maaltijd voelde hij zich ziek, ging naar bed en stierf de volgende dag om ongeveer 11 uur 's morgens. De dokters dachten dat het een beroerte was. Als haar man inderdaad in het testament van zijn oom is opgenomen, erft hij een aandelenportefeuille, maar wat Marie-Thérèse nodig heeft is vers geld, direct toegankelijk. Zij bood haar schoonzoon de mogelijkheid een lening van 25.000 Belgische franken aan te gaan in ruil voor zijn bereidheid zijn gebouwen als onderpand te geven. Voor de prijs van zijn moeite ontvangt hij een courtage van 5.000 Belgische franken. De dorstlesser was van korte duur en in juni 1893 zat ze weer in het slop.
In juni 1893 ging zij over tot een nieuw soort transactie. Het toont de noodzaak om geld te vinden. Zij koopt voor 900 Belgische frank zilverwerk op afbetaling bij een juwelier en gaat het daarna onmiddellijk in pand geven bij het pandjeshuis. Zij herhaalde de manoeuvre bij twee andere juweliers in januari en februari 1894. Het onderzoek zal inzicht geven in de onderliggende problemen.
Op 4 februari 1894 werd haar broer, een voormalig cavaleriekapitein, gedwongen ontslag te nemen wegens zijn financiële tegenslagen, weduwnaar geworden in 1871 en wonend in Parijs waar hij een verhouding had met een maîtresse, Marie Roguet, door haar zuster naar Antwerpen gelokt. Hij had net zijn baan in Parijs verloren en overwoog zijn zoon, Georges, om alimentatie te vragen. In Parijs had Alfred zich op een nieuwe loopbaan toegelegd en tot voor kort werkte hij als assistent van een boekhouder. Hij ontving ook een klein aanvullend pensioen van zijn schoonmoeder, mevrouw Meskens. Toen hij zijn baan verloor, gaf hij toe aan de oproepen van zijn zus die zei dat ze hem wilde helpen. Zij bood aan hem een lijfrente te betalen in ruil voor een levensverzekering van 100.000 Belgische frank die hij zou afsluiten en waarvan zij de begunstigde zou zijn. Hij nam contact op met een bedrijf in Parijs, maar de voorwaarden bevredigden Marie-Thérèse Joniaux, zijn zuster, niet omdat de maandelijkse betalingen te hoog waren. Toen hij in België aankwam, nam zij het heft in eigen handen en nam contact op met de Londense firma Gresham, die haar hoofdkantoor in Antwerpen had. Op 17 februari 1894 werd de polis afgesloten en de eerste driemaandelijkse premie betaald door Marie-Thérèse Joniaux. Zij legde de verzekeraars uit dat het was om de grote voorschotten te dekken die zij aan haar broer had betaald en dat zij ook haar kinderen ten goede wilde laten komen. Alfred Ablay overleed bij haar thuis in de nacht van 5 op 6 maart 1894.
De zaak Joniaux :
Dokter Willems, misleid door de verklaringen van Marie-Thérèse Joniaux over een vorig consult in Brussel met een collega, concludeerde dat de patiënte een hartprobleem had dat tot haar dood heeft geleid. De onderneming Gresham was het daar niet mee eens en diende onmiddellijk een klacht in bij de procureur des Konings te Antwerpen, hetgeen de aanleiding was tot de Joniaux-affaire. Marie-Thérèse Joniaux werd op 17 april 1894 gearresteerd. Het onderzoek, geleid door Eugène Hayoit de Termicourt, heeft negen maanden geduurd. Het proces vond plaats van 7 januari tot 3 februari 1895. Er werden 296 getuigen gehoord. Marie-Thérèse Joniaux werd ter dood veroordeeld en van de gevangenis van Antwerpen overgebracht naar de gevangenis van Mons, waar zij op 6 juni 1895 aankwam om haar straf uit te zitten, die werd omgezet in levenslange gevangenisstraf.
Zij stelde beroep in cassatie in, maar dit werd verworpen. Ze schreef zelfs een memorandum voor het beroep. Marie-Thérèse Joniaux overleed in Antwerpen in 1923 op 79-jarige leeftijd.